2e Wereldoorlog

Over de familie in de 2e wereldoorlog en vlak erna zijn vele wetenswaardigheden te noemen. Ik zal op deze pagina in diverse blokken datgene wat mij bekend is uiteen zetten. Natuurlijk hou ik mij aanbevolen voor iedereen die mij verder kan brengen in deze tijdsperiode gerelateerd aan onze familie.

Economische collaboratie van de firma ‘Swannet en Francois’ en de zaak substituut De Fraine

In de periode vlak na de tweede wereldoorlog was het tijd om af te rekenen met diegenen waarvan men vond dat hij of zij aantoonbaar teveel met de bezetters hadden samengewerkt. Bijgaande zaak waarbij een van de hoofdbetrokkene Franciscus Cornelius Virginia Swannet (geboren: 21 januari 1903 te Borgerhout) was, heeft in België landelijke bekendheid gekregen, omdat er in deze zaak door de substituut (de assistent helper van de procureur des Konings in België) geld was ‘afgetroggeld’ om zodoende vernietiging van de straf of een lagere straf te ‘kopen’.

In feite gaat het om twee rechtszaken. Het gaat in eerste aanleg om de zaak van de vermeende economische collaboratie van de firma ‘Swannet en Francois’ met de Duitsers en in tweede aanleg om de ‘omkoopzaak’ genaamd: De aanhouding in het kabinet van de substituut De Fraine en zijn handlanger Boone wegens bedrieglijke omkoping. Ze spelen zich beide af in 1947 en 1948.

Tegen de firma Swannet en Francois liep een onderzoek naar mogelijke economische collaboratie. De firma hield zich voor de oorlog bezig met het aanleggen van centrale verwarming. Tijdens de bezetting was de firma werkzaam op een vliegveld en zou medewerkers hebben herschoold (geronseld) die achteraf in Duitsland zijn gaan werken. De economische collaboratie zou gaan om een omzet van zo’n 54 miljoen Belgische francs. Een voor die tijd fors bedrag. Wie de zaak heeft aangespannen is niet duidelijk, maar uiteindelijk was het Frans Swannet zelf die een en ander op een wel heel speciale wijze heeft aangezwengeld.

Een ondergeschikte van substituut De Fraine, genaamd de heer Boone heeft zich bij Frans Swannet voorgedaan als een advocaat bij het beroepshof en heeft zo de firma een bedrag van 100.000 Belgische francs afgetroggeld onder de belofte dat de zaak wel in orde zou komen zonder bestraffing. Het toeval wilde echter dat een andere substituut de zaak te behandelen kreeg, omdat substituut De Fraine 14 dagen op vakantie was aan de kust. De uitspraak bij verstek was 20 jaar buitengewone hechtenis. Het vonnis werd echter naar het schijnt nooit betekend en verscheen niet in het staatsblad. Dit maakte dat Frans Swannet beweerde nooit op de hoogte te zijn geweest en er zich op beroept geldige redenen te hebben voor verzet.

Frans Swannet was natuurlijk erg kwaad toen hij van de verstek veroordeling vernam terwijl hij in een eerder stadium substituut De Fraine, door tussenkomst van zijn handlanger Boone, een fors bedrag had betaald. Substituut De Fraine heeft hem nog opgezocht in de gevangenis en wist hem te sussen met de belofte dat zijn zaak in verzet een geheel andere wending zou krijgen. Echter toen van dit alles niets terecht kwam heeft Frans Swannet opening van zaken gegeven, zodanig dat de substituut De Fraine en zijn handlanger ook strafrechtelijke vervolging op hun hals haalden. Er waren overigens al twee jaar verdenkingen tegen de substituut, die door deze zaak in een stroomversnelling kwamen. Deze opening van zaken is in een zitting in december 1947 door Mter Susoso van de heren Swannet en Francois (Gustaaf) uiteengezet en dit zogenaamde verzet werd op dat moment ontvankelijk verklaard met als gevolg een hernieuwde rechtszaak welke uiteindelijk zijn behandeling kreeg op 18 maart 1948 bij de 1e kamer van de krijgsraad in Antwerpen. De Mter van de staat was overigens de heer Maes.

De uitspraak in de zaak van Swannet en Francois volgt uiteindelijk direct op 23 maart 1948. De uitspraak is uiteindelijk niet mals. Beide heren krijgen 15 jaar dwangarbeid opgelegd met verbeurdverklaring van het omzetcijfer van 54 mln. Belgische francs. Ze starten direct een hoger beroepszaak.

Op 15 juni 1948 dient de hoger beroep zaak. In deze hoger beroep zaak is ook gesproken over het mogelijk lidmaatschap van DeVlag (spreek uit: deevlag) door de firma ( https://nl.wikipedia.org/wiki/Deutsch-Vl%C3%A4mische_Arbeitsgemeinschaft). Dit wordt echter door Frans Swannet ontkent. Hij bekend wel zo nu en dan geld te hebben gestort naar DeVlag om zodoende de organisatie wat van zich af te kunnen houden. In de rechtszaak valt het op dat een aantal getuigen positief spreken over hoe de firma met zijn werknemers omging.

Uiteindelijk is er op 29 juni 1948 de uitspraak in de hoger beroep zaak: De ranseling van arbeidskrachten voor Duitsland wordt niet bewezen geacht. De economische collaboratie wordt bewezen verklaard. Beide veroordeelden krijgen 8 jaar opsluiting in plaats van de eerdere 15 jaar buitengewone dwangarbeid. De veroordeelden dienen aan de staat 2 miljoen Belgische francs schadevergoeding over te maken in plaats van de eerder veroordeelde 35 miljoen Belgische francs. De verbeurdverklaring aan de staat van 54 miljoen Belgische francs wordt omgezet in 6 miljoen Belgische francs. Op 5 juli 1948 wordt bovendien substituut Pieter De Fraine veroordeeld.

Onderstaand heb ik een aantal krantenberichten aangaande deze twee zaken verzameld.